Howest/The Penta in Kortrijk – 3 mei 2023.
Fa Quix
Het vertrouwen tussen voorzitter en CEO is essentieel voor een goede werking van de beroepsorganisatie. We staan nu op een belangrijk kantelpunt in onze beroepsorganisatie. Ik heb na 27 jaar de fakkel van de algemene leiding doorgegeven aan Karla Basselier. Het is nu aan haar om het waar te maken. Ze kan bogen op een sterk team waar ik zeer fier op ben. Allemaal toegewijde, gespecialiseerde medewerkers die dagdagelijks ten dienste staan van u, bedrijfsleiders uit de textiel-; hout- en meubelindustrie en de houtinvoerhandel. Wij zijn er voor jullie. Wij willen dat de bedrijven het goed doen, en niet in de problemen komen. Bij dit afscheid zijn er drie gedachten die bij mij overheersen. Opluchting, ontgoocheling, en ten slotte ‘hoop’.
Opluchting
Topman zijn van een belangrijke beroepsorganisatie zoals Fedustria brengt toch wel een grote verantwoordelijkheid met zich mee. En wie verantwoordelijkheid zegt, zegt stress. Onvermijdelijk. Als nummer één ben je altijd de ultieme verantwoordelijke. Als er iets misloopt, komt het finaal altijd op jouw hoofd terecht. En dat weegt, zeker na 27 jaar. Want het wordt nooit routine. En altijd is er wel ‘iets’. Vaak gaat het om een maatregel van één of andere overheid die onze bedrijven voor problemen stelt. Je wordt dan als topman door de bedrijven gecontacteerd, met de vraag om er ‘iets’ aan te doen. Zoals afgelopen zomer bij de hoge energieprijzen. De reacties en de vragen van de lidbedrijven waren vaak alarmerend, en zeer zeker legitiem. Je weet dat het zeer ernstig is, maar je weet ook dat jouw mogelijkheden om daar op korte termijn iets aan te doen beperkt zijn. Toch hebben we het beleid ‘in beweging’ gekregen, al had het wel wat méér mogen zijn.
Maar er is ook een andere vorm van stress bijgekomen. De polarisering in de samenleving. Er is vaak geen echt debat meer mogelijk. Het is nu een harde strijd om ‘Het Grote Gelijk’. De sociale media accentueren die polarisering. Dat maakt het moeilijker om te komen tot overleg en wederzijds begrip.
Nochtans is dat begrip en overleg zeer belangrijk, bv. met de vakbonden, om tot akkoorden te komen. Pas op, die tegenstellingen waren er altijd. Maar de verharding van het debat, dát is er toch bijgekomen. Dat maakt de job moeilijker. Je moet nu veel meer opletten op wat je op de publieke bühne zegt. En ook de media zelf werken mee aan die polarisering. Ik ben ook dáárom opgelucht dat ik vandaag de publieke tribune mag verlaten.
En dan is er nog de enorm toegenomen complexiteit. Vooral de complexiteit van het beleid. Het wordt een steeds grotere uitdaging om alle overheidsinitiatieven die op onze bedrijven afkomen tijdig te zien aankomen, erop te reageren en dit allemaal achteraf aan onze bedrijven uit te leggen; uit te leggen hoe ze daar zo efficiënt en rationeel mogelijk mee kunnen omgaan. Kort twee voorbeelden. In textiel is de Europese Commissie bezig met niet minder dan zestien, ja zestien (!) nieuw wetgevende initiatieven voor de Europese textielindustrie! Waanzin! Het beleid gaat zichzelf én de bedrijven hiermee in de komende jaren vastrijden. Tweede voorbeeld: in de houtsector worden de procedures voor de houtinvoer om te bewijzen dat het allemaal legaal is, zó complex dat het zelfs voor de meest bonafide bedrijven heel moeilijk wordt om nog vlot te werken. Ik ben opgelucht dat ik in deze overcomplexe wereld niet meer actief moet meespelen. Het zal voor jullie allen een huzarenstuk zijn om met die complexiteit te kunnen omgaan. Maar gelukkig is er een sterke beroepsorganisatie die hierbij jullie belangrijkste bondgenoot en troef zal zijn.
Ontgoocheling
Tweede gedachte, naast ‘opluchting,’ is ’ontgoocheling’. Toch wel ja, ontgoocheling. Dat de wereld tweeënveertig jaar na mijn start niet méér vooruit is gegaan en op sommige vlakken zelfs achteruit is gegaan, dat is een ontgoocheling. Vooruitgang is dus niet vanzelfsprekend. Dat we nu bijvoorbeeld nog altijd heel hard moeten strijden voor free and fair trade is een ontgoocheling.
Dat afzetmarkten minder evident worden, is een ontgoocheling. Ik denk dan bv. aan het Verenigd Koninkrijk, dat na de Brexit een stukje verder weg ligt, en moeilijker te bewerken is, ook al weren onze bedrijven er zich zo goed als ze kunnen. Onze bedrijven hebben altijd hun voordeel gedaan met een meer open wereld. Maar de wereld voor onze bedrijven wordt de jongste jaren helaas steeds meer gesloten. Dat is een ontgoocheling. Want het neemt groeikansen weg.
Andere reden voor ontgoocheling is dat ’evidence based policy’ steeds minder aan de orde is. ‘Facts matter’, ‘feiten zijn belangrijk’ dacht ik altijd, maar helaas. Ik kan vele voorbeelden geven, maar geef er slechts één: de kernuitstap. Dat die nog steeds van kracht is, is hallucinant. Vooral zij die zogezegd opkomen voor ‘Het Klimaat’ willen uitgerekend deze CO2-vrije kernenergie uitfaseren. Voor de industrie is dat een grote bedreiging. Industrie kan immers niet zonder een massa goedkope, betrouwbare en efficiënte energie die vandaag ook klimaatvriendelijk moet zijn. Welnu, kernenergie beantwoordt daaraan en moet vandaag áltijd een belangrijk onderdeel van de energiemix zijn: dát is evidence based policy. Maar neen, men verkiest dogma’s boven feiten. Dat is een ontgoocheling. Ik had gehoopt dat we vandaag de dag toch een slimmer beleid zouden hebben gekregen. Niet dus.
En dat brengt mij tot de derde reden voor mijn ontgoocheling. Dat de industrie in ons land nog steeds ondergewaardeerd wordt. Dat het beleid, maar ook breder de publieke opinie, het belang van de industrie voor onze welvaart nog steeds zwaar onderschat. Nochtans, onze productiebedrijven maken dagdagelijks toegevoegde waarde met grondstoffen en halffabricaten die ze omzetten in producten die de mensen nodig hebben. Zoals textiel voor slaapcomfort, keukens en ander meubilair, vloerbekleding, houtbouw, enzovoort. Dat wonder van de toegevoegde waarde dat de industrie creëert brengt bovendien veel buitenlandse deviezen in ons land binnen, dankzij de export. Hoe anders zijn wij een rijk land kunnen worden? Dan door de export vanuit onze industrie? Dát verhoogt onze welvaart. Maar wat krijgen onze bedrijven in return? Almaar meer lasten en verplichtingen. Waardoor een aantal bedrijven het niet meer zien zitten, of nieuwe investeringen liever in het buitenland doen. U zal misschien denken dat ik ‘pessimistisch’ ben. Ik dacht het niet. Ik denk niet dat ik een onrealistisch beeld heb geschetst.
Hoop
Maar er is ook hoop. Naast opluchting en ontgoocheling is er dus ook hoop, mijn derde en laatste gedachte. Want ik reken tegelijk ook op de veerkracht en het ondernemerschap in onze industrie. Ondernemerschap dat ervoor zorgt dat de industrie hier nog steeds succesvol kan zijn, ondanks alles.
Het beste bewijs hebben de ondernemers geleverd tijdens de coronacrisis. Bijna 2 maanden hebben de meeste bedrijven in de lente van 2020 hun deuren moeten sluiten, van half maart tot half mei. Maar in juni 2020 werd er alweer volop gewerkt. Oké, de renovatiehype door het verplicht thuisblijven heeft menig bedrijf wel een handje geholpen, maar er werd vooral snel geschakeld: van géén activiteit naar ‘volle bak’, op een goede maand tijd. Dát is veerkracht. En die veerkracht zal er ook voor zorgen dat we de huidige moeilijke periode zullen overwinnen. Sommige bedrijven zullen er zelfs sterker uit komen. Maar helaas niet alle bedrijven. Want voor sommige ligt de lat te hoog, mede door de vele maatregelen van de overheid. En dat brengt mij dan weer tot mijn oproep tot het beleid, oproep die ik al zo vaak heb gedaan: doe méér voor de industrie! Het is dé bron van onze welvaart. Het is de hand waar u als overheid uit eet. Bijt haar niet! Maar geef haar integendeel een warme hand terug. De vele uitdagingen op het vlak van de sociale zekerheid kunnen we alleen maar de baas mits een sterk economisch draagvlak.
Welnu, dames en heren politici, dat economisch draagvlak zit hier in de zaal: het zijn deze ondernemers en hun teams die er elke dag voor zorgen dat er bestellingen binnenkomen, en dat die bestellingen na productie zo efficiënt mogelijk tot bij de klanten geraken. Zó wordt er geld verdiend; geld dat dan verder verdeeld wordt, óók naar de sociale zekerheid! De industrie: dát is uw draagvlak!
‘All is not lost’ schreef ik nog niet zolang geleden in mijn tweewekelijkse column Scherpgesteld in het ledenblad Fedustria News. ‘All is not lost’. En dat is ook zo: we kunnen winnen, daar moeten we blijven van uitgaan, we kúnnen winnen, dat is mijn hoop. Ik ben dus dankbaar dat ik ruim vier decennia lang voor deze maakindustrie heb mogen werken, met de bedoeling een steentje bij te dragen tot de ontwikkeling en het succes ervan. Maar het zijn uiteindelijk jullie, ondernemers, die het écht doen. Met jullie werkkracht, veerkracht, ondernemerschap, inventiviteit, durf en creativiteit.
Dankwoord
Ik wil tot slot ook nog enkele personen bedanken. Het zouden er heel veel moeten zijn. Maar ik wil me beperken tot die enkele personen zonder wie ik hier vandaag niet zou staan. Het zullen voor jullie misschien niet altijd bekende namen zijn, maar voor mij waren/zijn ze sleutelpersonen in mijn loopbaan. Het zijn drie dames.
De eerste is Griet Vandewalle, tot 2018 sociaal adviseur bij Fedustria. Zij heeft mij onder andere bijgestaan in het personeelsbeleid en er mede voor gezorgd dat wij nu een moderne, stimulerende werkomgeving hebben voor het personeel. Griet was ook belangrijk in de fusieoperatie van Febeltex met Febelhout. Zij was als het ware mijn ‘sherpa’, die veel voorbereidend werk verrichtte, met als finaal resultaat een geslaagde fusiefederatie Fedustria. Hartelijk dank beste Griet!
Tweede dame die ik expliciet wil bedanken is Roseline Dehaen, mijn assistente en rechterhand, en mijn steun en toeverlaat gedurende drie decennia. Altijd discreet, superefficiënt, met een enorme werkkracht, hoge kwaliteit, en stressbestendig. Hartelijk dank beste Roseline! En meteen wil ik ook het hele Fedustria-team bedanken, dat, zoals ik al zei, een topteam is. Want uiteindelijk zijn zij het die elke dag uw belangen verdedigen en u de gepaste service en informatie geven.
En tot slot, de derde dame, dat is mijn echtgenote Gigi. Gigi en ik zijn pas in 2010 een koppel geworden, al kenden we mekaar al sinds we tieners waren. Maar het heeft 33 jaar geduurd vooraleer we mekaar echt gevonden hebben. Geduld is een mooie deugd! Zij is mijn tweede echtgenote, en ik haar tweede man. Maar eigenlijk weten we dat we voor elkaar altijd de eerste keuze waren! In 2009- 2010 ging ik door een moeilijke persoonlijke periode. En toen ontmoette ik opnieuw Gigi. Zij heeft mij met haar energie en aanstekelijk optimisme echt vooruit geduwd. Danku Gi!
En zijn er geen mannen? Waren alleen dames ‘beslissend’ in mijn loopbaan? Welaan. Dan toch ook een man: Daniel Vanhaeverbeke, de man die mij in 1981 destijds bij de textielfederatie Febeltex heeft aangeworven. Zonder die aanwerving was ik natuurlijk nooit gestart. Maar Daniel Vanhaeverbeke was veel meer dan mijn ‘startticket’. Ik heb van hem ook veel geleerd: over economische sectoranalyses, over het belang van de industrie, de politieke lobbying, enz. Dankuwel Daniel! En ook Guy Van Steertegem wil ik bedanken voor zijn toewijding, de mooie samenwerking en het vertrouwen. Het fuseren van Febelhout en Febeltex tot Fedustria was een mooie gezamenlijke realisatie. Zo, dat maakt een stand van 3-2 voor de dames. Bedankt iedereen, het gaat jullie wel!