In onze reeks over Heimtextil, een reeks die Vlaamse weverijen in beeld brengt, deze week weverij Van Neder uit Vichte. Een familiebedrijf waar momenteel de derde generatie aan zet is: Michaël en Vincent Van Neder runnen een team van zo’n 27 mensen. Er staan nog 40 weefgetouwen.
Het bedrijf weeft niet alleen, het heeft ook de know-how en de capaciteit in huis om stoffen ook in-house af te werken. Zo worden de velours-stoffen gestoomd en gebrushed maar even goed van een backcoat voorzien. De specialiteit? Een vuurvertragende coating voor BS 5852 pt1 en 2 (wat nodig is voor markten als Ierland en UK.) Die laatste markt is zeer belangrijk voor Van Neder.
Eerst dit: Van Neder had een opvallende stand op Heimtextil. Een box van hout, met een mix van afgewerkte producten en stoffen, opgesteld in thema’s. We troffen er Michaël Van Neder en Philippe De Vos, die mee instaat voor sales en creatie.
Het bedrijf is aan de derde generatie toe.
Philippe: ‘Grootvader Van Neder weefde badstoffen, maar sinds 1957 staan meubelstoffen centraal. De grootste focus ligt op vloerstoffen met de helft velvet, dus veloursstoffen, en de andere helft platte weefsels. Velvet zit iets hoger in de markt, de platte weefsels zijn goed voor het competitieve aandeel.’
Waar zitten jullie voornaamste klanten?
Michaël: ‘UK en USA. Daarom zijn we ook hier: we ontmoeten er onze buitenlandse klanten. Een deel van onze productie gaat ook naar Australië en Zuid-Afrika, maar Engeland is wel goed voor het grootste aandeel van onze export. Export bedraagt zo’n 95 à 97 procent van onze omzet.’
Heeft Brexit jullie parten gespeeld?
Philippe: ‘Eigenlijk niet. Productiegewijs hebben we daar sowieso weinig last van. We hebben wel geprofiteerd van de hoge containerprijzen want de Engelse klant spreidde zijn risico en kocht dus extra bij de buren. Bij de Belgen dus. Onze producten moeten niet in een container, maar we hebben wel een pak meer papierwerk dan vroeger. Maar voor onze klanten is dat minder een issue.’
‘Het is ook zo dat op een bepaald moment een groot deel van de Engelse markt naar China getrokken is. Als pakweg 80 procent van die in China geweven stoffen nu terugvalt naar 75 procent, dan komt er wel 5 procent vrij voor de Europese markt, en dat is in hoeveelheid best veel.’
Zegt dat veel over de stijl die jullie moeten hanteren, als die Engelse klant zo bepalend is in de totaliteit van jullie verhaal?
Philippe: ‘Vroeger was de Engelse stijl toch meer uitgesproken dan vandaag, denk maar aan de vele bloemetjesstoffen van vroeger. Nu is het daar toch ook wat moderner geworden, het verschil met de Europese stijl is veel minder groot. Tactiliteit is er belangrijk, ze willen een gezellige stof, terwijl ze in Duitsland bijvoorbeeld meer gaan voor sterkere stoffen.’
Hoe werken jullie aan die export?
Philippe: ‘We hebben een agentennetwerk in Engeland, en een pak editeurs in Frankrijk en VS. We gaan naar beurzen als Heimtextil, Decosit en Proposte. De Aziaten zijn hier nu nog niet terug en de Amerikanen komen liever naar Proposte. Als bedrijf moet je blijven zoeken naar waar de opportuniteiten liggen.’
‘De wereld is uiteraard veranderd. Toen ik in de jaren 1990 in het bedrijf kwam, verkochten ze hier maandelijks 150.000 meter. Er stonden dertig weefgetouwen in de fabriek en evenveel weefgetouwen bij thuiswevers. Die bestaan vandaag de dag niet langer. Het is nu zoeken naar de juiste profielen. We zijn nu al bang voor de mecanicien die over enkele jaren met pensioen gaat. Het is heel moeilijk om gemotiveerde mensen te vinden. Terwijl ze vroeger van heinde en verre naar de fabriek kwamen. Met de fiets. Elke dag.’
‘Dat is trouwens geen Belgisch probleem alleen. Ook de Turkse collega’s zeggen het: veel jonge mensen werken liever in een winkel in een shoppingcentrum, dan dat ze aan een weefgetouw staan. We hebben in België de maakindustrie buiten gegooid en dat keer je zomaar niet om.’
Het valt me op dat zoveel Vlaamse weverijen met die veloursstoffen bezig zijn. Waar komt dat eigenlijk vandaan?
Philippe: ‘Ik heb me laten vertellen dat veel Vlaamse vlasboeren begin vorige eeuw problemen kregen met het telen en verwerken van vlas. Ze zijn beginnen weven, velours vooral, en dat werd een succes. Ze bleken een beter en solider productieapparaat in huis te hebben dan bijvoorbeeld de Italianen en waren dus een pak concurrentiëler. Dat is de basis geweest voor het succes van vandaag. Het aantal weverijen en spinnerijen vermindert vandaag wel. Het zal zaak zijn om ons opnieuw te profileren. Iets meer recycleren en nog meer natuurlijke producten maken. Dat wordt de toekomst.’